Het examen.
De duur van het examen is 1,5 uur en iedere examinator neemt hiervoor een ½ uur voor zijn rekening. Na de voorstellingsronde gaan we naar de stelling waar het examen zal beginnen. Eerst mag ik vertellen, waarom ik er voor gekozen heb om molenaar te worden, gevolgd door de manier hoe ik gewend ben een molen draaivaardig te maken. Daarna mag ik dit uit gaan voeren. De steen is gelicht en uit het werk en de as is gesmeerd. Dus begin ik met het losmaken van de roeketting en bliksem afleider, daarna voel ik de windrichting en krui ik de molen ruimend om naar het westen, als ik de molen weer vast wil zetten merk ik dat het zo hard waait dat de staart vanzelf verder gaat. Snel zet ik de bezetketting vast en sla deze om de Kieft. Daarna kan ik de staart strak zetten en de spaakketting vastmaken. Dan kan ik beginnen aan de zeilvoering. Het waait zo hard dat ik eigenlijk geen zeilvoering nodig heb, want de molen loopt snel aan, maar voor het examen moet ik toch zeil voorleggen. Er zijn voor mij twee opties 4 hoge lijnen of 2 halve. In het kader van het examen mag ik twee halve voor leggen. Nadat ik het eerste zeil heb voorgelegd wil ik naar de staart om het andere end voor te zetten, echter een van de examinatoren blijft achter en ik verzoek hem dan ook met mij mee te gaan voor de veiligheid. Ik zet het andere end voor en als ik de tweede halve wil maken, vinden ze het wel goed. Dan komen de vragen. Welk wieksysteem zit er op deze molen? Benoem de onderdelen? Welke verbetersystemen zitten aan de windbordzijde? Wat is het verschil tussen Dekker en van Bussel? Welke wiekverbeteringen zitten er aan de hekzijde? Wat is het verschil tussen zelfzwichting en ten Have? Welke zwichtsystemen kunnen er aan de staart gebruikt worden? Welk systeem gebruikt van Riet? Daarna gaan we nar de staart zijde en hier worden de volgende vragen gesteld. Benoem de delen van de stelling? Waarom wordt hier geen ondersluiting gebruikt? Waarom wordt hier geen boven sluiting gebruikt? Waar worden de onder en boven sluiting gebruikt? Wanneer moet men een buitensluiting toepassen? Dan zit het eerst half uur er op en gaan we de kap in waar de volgende examinator door gaat met vragen stellen. Het begint met het kruisysteem. Welk kruisysteem wordt hier toegepast? Hoe wordt dit gesmeerd? Welke kruisystemen komen er nog meer voor op een boven kruier en hoe worden deze gesmeerd? Welke kruisystemen komen er nog meer voor? Benoem de onderdelen in de kap? Benoem de delen van de bovenas van voor naar achter? Welke houtsoorten worden gebruikt voor de onderdelen in de kap? Welke vangsoorten zijn er en hoe werken deze? Het schouderstuk loopt aan hoe kan ik dit verhelpen? Welke stel mogelijkheden zijn er om de vangstukken of de vang te verstellen? Hoe kan ik bij slijtage de vang verstellen? Waar moet ik op letten bij het aanlopen van het buikstuk? Waar zit het binnenkruiwerk in een binnenkruier? Dan zakken we af naar de luizolder en wordt mij gevraagd welke luisystemen er zijn? Welk onderdeel mis ik op dit sleepluiwerk en hoe wordt dit gecompenseerd? Dan zakken we af naar de steenzolder en wordt me gevraagd welke maalsteen soorten er zijn? Welke rijnvormen komen er voor? Hoe kun je zien dat er een pennetjes werk gebruikt wordt? Hoe heet de balk waarop de koningspil staat? Dan zakken we naar de maal zolder en wordt me gevraagd hoe deze constructie heet? Vervolgens word me gevraagd wat de functie van de duw en trekwiggen is? Dan is ook het 2e half uur om en gaan we naar beneden voor het laatste gedeelte. Dit gedeelte omvat algemene molenkennis en het weer. De eerste vraag is. Stel je voor dat je een waterdruppel bent en in de polder zit en je komt langs de molen. Leg uit wat je allemaal tegen komt? Welke opvoerwerktuigen zijn er en hoe werken deze? Waar moet je op letten als je de molen weg zet? Benoem de onderdelen van de ondertoren van een Wipmolen? Hoe wordt de koning door deze behuizing geleidt? Je bent een pinda en staat voor een oliemolen. Leg uit hoe het proces van het olie slaan werkt? Dan volgen nog een aantal vragen over het weer. Wim zou dit van een weerkaart willen doen , maar hij had er geen bij zich. Zoals altijd als ik naar de molen ga, maak ik ook een weerkaartje, dus deze hebben we erbij genomen.

Eerst mocht ik uitleggen, wat de lijnen op de kaart voorstellen, daarna moest ik de Lage drukgebied en de Hoge drukgebied verklaren. Vervolgens moest ik uitleggen wat een depressie is. Gevolgd door een depressie over de molen, warmte onweer, frontaal onweer, zeewind en zware buien bij de molen. Toen dit alles achter de rug was kreeg ik te horen dat ik buiten maar naar het weer moest gaan kijken. Dit betekende dat ik klaar was en er niets meer aan kon veranderen. Ik liep naar buiten en wachtte hier geduldig op de uitslag. Na 2 minuten kon ik weer binnen komen en werd me gevraagd wat ik er van vond. Ik gaf aan dat de algemene molenkennis me goed af was gegaan en dat ik het weer het moeilijkste vond. Wim verklaarde dat het weer mee ook goed af was gegaan, waarop ik zei dat ik dan wel geslaagd zou kunnen zijn. Dirk-Jan zij dat de examen commissie dit moest vertellen en zij daarop dat ik geslaagd was en feliciteerde mij.
Arie die voor mij was, was ook geslaagd en later hoorde ik ook dat Bert en Jan ook geslaagd waren. Dit was dus 100 % score. De vorige dag hadden Dick Vierbergen, Annet Brandes, Ton van der Heiden en een leerling van molen het Pink uit Zaandam ook het examen al met goed gevolg afgelegd. Dus ook hier een 100 % score.
Allen van harte gefeliciteerd met het behalen van jullie examen.
Hiep hiep hoera, Vanaf nu ben ik (zijn wij) officieel molenaar en mag(mogen) ik(we) op elke willekeurige molen in Nederland draaien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten